Ransuil

De ransuil is iets kleiner en vooral slanker dan een bosuil. Een duidelijk kenmerk zijn de lange oorpluimen, die gemakkelijk te zien zijn. De ogen zijn mooi oranje-geel. De kleur van hun verenpak is roestkleurig geel met grijze vlekken.

Beelden van een warmtecamera van jonge ransuilen door Robbert Koornwinder:

Op de borst zie je forse lange grijsbruine spots. De ondervleugel is licht en de staart bevinden zich zes tot acht smalle dwarsbanden.

In Nederland is de ransuil de meest verspreide en na de bosuil de meest algemene uilensoort, met ongeveer 9.000 broedpaar. Hij komt voor in open landschappen, afgewisseld met bosjes, houtwallen en kaden. In de Krimpenerwaard broeden ongeveer 20-25 paar. Bij het nestelen gebruiken ze, in tegenstelling tot de bosuil, vaak nesten van andere vogels, vooral oude maar ook nieuwe nesten van zwarte kraai of ekster.

De ransuil is niet echt schuw. In de winterperiode kunnen veel ransuilen bijeen komen op zogenaamde roestplaatsen. Vaak liggen die in de bebouwde kom. Villawijken en begraafplaatsen zijn favoriet vanwege het vele groen en de beschikbaarheid van coniferen als veilige roestplek. Het is leuk om zo’n boom vol met ransuilen te zien. In het Loetbos, nabij Lekkerkerk was in 1995 een boom waar 20 exemplaren bijeen kwamen. De hoogste aantallen worden nu waargenomen in de bebouwde kom.

Op de roestplaatsen worden vanaf januari de eerste contacten gemaakt voor paarvorming. Later in het seizoen, in de maanden maart en april, vinden baltsvluchten plaats in het nieuwe territorium. De vleugels worden tijdens deze vlucht onder het lichaam tegen elkaar geslagen zodat een flappend/klappend geluid ontstaat. Er worden drie tot vijf eieren gelegd. Na vier weken komt het eerste jong uit het ei en al na enkele dagen zijn de oorpluimen zichtbaar. De bedelroep van een uitgevlogen jonge ransuil is van verre hoorbaar. Hij houdt het ook nog eens uren vol.

Op het menu van de ransuil staan met vooral veldmuizen maar ook vogels; met name huismussen en vinken zijn dan hun prooi. Net zoals bij bijna alle uilen sterft de helft van de jonge vogels nog in hun eerste levensjaar. Hiervan is ongeveer 35 procent verkeersslachtoffer. De ransuil is ten opzichte van de bosuil een minder uitgesproken standvogel en jonge vogels kunnen soms flink zuidwaarts trekken. In 1986 was er bijvoorbeeld een grootschalige influx waar te nemen van Scandinavische en Russische ransuilen in Noordwest-Europa.

Ransuilen zijn normaal moeilijk te inventariseren: de territoriumroep van de mannetjes is een zacht beverig ‘oooe’ en ze roepen niet veel. Maar de uitgevlogen jongen roepen juist heel vaak en het geluid is op stille avonden soms tot 200 m te horen. Ze zitten in bomen in de buurt van het nest en roepen elke 10-20 seconden. De roep is een langgerekt ‘ieeee’, het beste te vergelijken met een piepende schommel. De roep kunt u doorgaans vanaf juni horen. De jonge ransuilen beginnen vanaf een uur of tien te roepen, eind juni en in juli doorgaans pas vanaf 22.45 uur. Op deze site kunt u de roep van een jonge ransuil mooi horen, maar ook op Youtube hierhier en hier.

Het geluid van een roepende jonge ransuil is eigenlijk met niets te verwarren. Uilen zijn vrijwel de enige vogels die men zo laat hoort en er is geen enkel vogelgeluid dat lijkt op de roep van de jonge ransuil. Kortom, u kunt ons eenvoudig helpen en het is nog leuk ook.

De meeste ransuilen zitten in of bij de dorpen en steden. Bijvoorbeeld in de kern van Berkenwoude, bij de heemtuin in Krimpen ad IJssel, rond het Bisdom van Vlietpark in Haastrecht. Waarschijnlijk is dat omdat ze daar minder last hebben van predatie door de havik dan in het buitengebied. Dus de kans is groot dat u op een avondwandelingetje ransuilen kan horen. Maar ze komen ook voor in het buitengebied. Zelfs in augustus zijn de jongen soms nog te horen.

In 2014 en 2019 waren er erg veel muizen en hadden bijna alle ransuilparen in de Krimpenerwaard jongen. Door eigen waarnemingen en met hulp van bewoners die reageerden op een oproep in de krant en op de site hebben we 25-30 paar kunnen lokaliseren. Een prachtig resultaat, door deze tellingen in één jaar werd een uilensoort waarvan we weinig wisten een bekende buur.

We kunnen niet elk jaar zo intensief naar de ransuil kijken. Onze inspanning richt zich vooral op de steenuil en de kerkuil. Maar we blijven geïnteresseerd in de waarnemingen van oude en jonge uilen. Dus als u een piepende schommel hoort, wilt u deze waarneming van invoeren op onze waarnemingensite: www.krimpen.waarneming.nl. De waarneming wordt automatisch ‘verborgen’ om verstoring van de uilen of bewoners te voorkomen. Let op: deze oproep geldt alleen voor de Krimpenerwaard! We kregen meldingen uit het hele land. Voor buiten de Krimpenerwaard: meld je waarneming bij een lokale uilenwerkgroep/vogelwerkgroep en voer hem in op www.waarneming.nl

Het is heel gemakkelijk en zo draagt uw waarneming bij aan de kennis over de verspreiding en aantallen van de ransuil in de Krimpenerwaard. Mocht u er op de waarnemingensite niet uitkomen, geef dan even een seintje. Alvast bedankt!

De uilenwerkgroep
E: uilenwerkgroep@nvwk.nl

Nb. Er leven ook andere uilen in de Krimpenerwaard. U heeft met name kans jonge bosuilen te horen of te zien. Het geluid is heel anders dan dat van de ransuil, een vrij zacht en hees en nasaal ‘che’, een soort zachte nies. Die waarnemingen kunt u ook doorgeven. Hier een link naar Youtube waar u goed de roep kunt beluisteren:https://www.youtube.com/watch?v=pQYtGBw21hM