PBL: leefomgevingskwaliteit Nederland blijft structureel onder druk staan

De leefomgevingskwaliteit van Nederland schiet nog steeds structureel en op meerdere indicatoren tekort. Het gaat onder meer om fijnstof, opwekking van hernieuwbare energie, waterkwaliteit en natuurkwaliteit. Er is onvoldoende samenhang in de aanpak van deze problemen. Dat concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving in de Monitor van de Nationale Omgevingsvisie 2022, een tweejaarlijkse uitgave. 

De kwaliteit van onze leefomgeving moet verbeteren, stellen de onderzoekers. Sterker nog: er moet meer reserve komen in de doelen van de leefomgevingskwaliteit van Nederland. Dat vergt een zekere overmaat aan kwaliteit. Alleen dan kunnen wonen, werken, landbouw en natuur zich sneller en met meer flexibiliteit ontwikkelen. 

Hier kunt u het bericht verlezen van het Planbureau voor de Leefomgeving.

Amerikaanse rivierkreeften op meer plekken dan in voorgaande jaren

Bij de jaarlijkse kreeftenmonitoring zijn in Schieland dit jaar op meer plekken en in een groter gebied Amerikaanse rivierkreeften aangetroffen dan in 2020 en 2021.

De verandering is vooral aan de noordkant van het gebied en gaat om kleine aantallen. In de Krimpenerwaard is de situatie vergelijkbaar met voorgaande jaren.

In Schieland en de Krimpenerwaard volgen we sinds 2020 de aanwezigheid van uitheemse rivierkreeften (kreeften die van nature niet voorkomen in Nederland). De onderzoeksresultaten van 2022 bevestigen, dat in een groot deel van ons gebied Amerikaanse rivierkreeften leven. Dat is zorgelijk, want de dieren zorgen voor overlast en schade, met name voor boeren in de Krimpenerwaard. De kreeften graven gangen en holen, waardoor oevers verzwakken, afbrokkelen en er meer bagger ontstaat. Ook eten ze veel kleine waterdieren en verknippen waterplanten die voor zuurstof en helder water zorgen Dit alles leidt tot achteruitgang van de waterkwaliteit en biodiversiteit en tot extra kosten voor baggeren en het herstellen van oevers.

Ont­wik­ke­ling blij­ven vol­gen

Dit jaar zijn op meer Schielandse onderzoekslocaties kreeften gevonden. In de Krimpenerwaard zaten kreeften op vrijwel alle onderzoekslocaties en het aantal was meestal groter dan op de onderzochte locaties in Schieland. De situatie in de Krimpenerwaard is vergelijkbaar met de eerdere onderzoeksjaren 2020 en 2021. De komende jaren willen we de ontwikkeling gebiedsbreed blijven volgen. Het zou goed zijn als andere waterschappen ons voorbeeld volgen. Mogelijk helpt het onderzoek ook om te begrijpen waarom de kreeften op sommige plaatsen wel of niet voorkomen. Dat kan aanwijzingen geven voor maatregelen die mogelijk kunnen worden genomen, al dan niet door derden. Sowieso kan de kennis over de aanwezigheid van de dieren worden benut in het beleid en bij de werkzaamheden van het waterbeheer.

Per soort tel­len en meten

We onderzoeken waar en welke rivierkreeften voorkomen, in welke aantallen en of zij zich uitbreiden of verspreiden naar andere leefgebieden. In 2022 deden we onderzoek op 114 locaties; 49 in Schieland en 65 in de Krimpenerwaard. Het zijn dezelfde plekken waar we ook ieder jaar de aanwezigheid van waterplanten onderzoeken. Voor het kreeftenonderzoek worden op elke locatie twaalf kreeftenkorven met aas geplaatst. Na een nacht worden de korven geleegd, om per soort de kreeften te tellen en te meten. Dit jaar werden op de meeste locaties tien tot veertig kreeften gevonden. De grootste aantallen zaten rond Berkenwoude in de Krimpenerwaard en in Moordrecht in Schieland.

Naast rode ook ge­vlek­te en ge­streep­te Ame­ri­kaan­se ri­vier­kreef­ten

In het derde achtereenvolgende onderzoeksjaar troffen de onderzoekers weer vooral rode Amerikaanse rivierkreeften aan. Op een aantal plekken kwam ook de gevlekte en/of de gestreepte Amerikaanse rivierkreeft voor. De geknobbelde Amerikaanse rivierkreeft, die in 2020 op twee locaties voorkwam, is dit jaar niet waargenomen in het onderzoeksgebied.

Meer­ja­ri­ge weg­vang­proef

In wateren hier verstoren Amerikaanse rivierkreeften de natuurlijke balans. Door hun gegraaf en vraatzucht verdwijnen waterplanten en -dieren en ontstaat een soort kale onderwaterwoestijn. Sinds 2021 voeren we een meerjarige proef uit in de Krimpenerwaard. Met de proef onderzoeken we de mogelijkheden, effectiviteit en haalbaarheid van het intensief wegvangen van Amerikaanse rivierkreeften.

Meer Bomen Nu | We gaan knalled het nieuwe seizoen in

Het plantseizoen komt er weer aan. De hete en droge zomer heeft ons laten zien hoe belangrijk het is dat we nóg veel meer bomen moeten planten. Dat gaan we dus doen, samen met jullie! 

Op 28 september opent minister Christianne van der Wal officieel de campagne en lanceren we de vernieuwde Bomenplanner. Dit doet ze samen met alle partijen die deze zomer zijn aangehaakt aan de campagne! Provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland, Zeeland, de Landschappen, Prorail, de reclassering, om | nieuwe energie en noem maar op!

Lees snel meer over workshops voor vrijwilligers, boswachters en (gemeente)groenbeheerders, een prachtaanbod voor voedselbossen, een Bomenplanner webinar en nieuws over fossielvrij vervoer van bomen!

Zie hier wat er te doen is.

Meetsoorten voor Basiskwaliteit Natuur

SoortenNL is hét kennisnetwerk voor alle wilde planten en dieren van Nederland. Michiel Wallis de Vries (De Vlinderstichting), Henk Sierdsema (SOVON), Adriaan Gmelig Meyling (ANEMOON), Jurriën van Deijk (De Vlinderstichting), Roy van Grunsven (De Vlinderstichting), Roy Kleukers (EIS Kenniscentrum Insecten), Henk-Jan van der Kolk (BLWG), Ellen van Norren (Zoogdiervereniging), Baudewijn Odé (FLORON), Menno Reemer (EIS Kenniscentrum Insecten), Alfons Vaessen (NMV) & Ronald Zollinger (RAVON) hebben gezamelijk een rapport uitgebracht.

Dit rapport richt zich op het bepalen van de Basiskwaliteit ván Natuur aan de hand van een praktisch hanteerbare set soorten. Het biedt daartoe een soortenlijst vanuit verschillende soortgroepen. Voorts wordt een perspectief geschetst voor de toepassing van deze soortenlijsten voor het ontwikkelen van benchmarks voor Basiskwaliteit Natuur (BKN) die in de praktijk kunnen worden gebruikt om de kwaliteit van het landschap aan de soorten af te lezen.

Onderzoek toont aan: minibossen zijn goed voor de stad

Tiny forests zijn een goede oplossing in de strijd tegen droogte en hittestress in de stad. In ze zomer kan de temperatuur in een minibos meer dan 20 graden lager zijn dan de temperatuur op straat, blijkt uit onderzoek door Wageningen Environmental Research.

Een tiny forest is een dichtbegroeid bosje van ongeveer 250 vierkante meter, met maximaal 600 inheemse bomen. Vier jaar lang deed de Wageningse universiteit samen met zo’n honderd vrijwilligers en studenten onderzoek naar het Tiny Forest-project. Dit project is opgezet door IVN Natuureducatie om kinderen met de natuur te verbinden en het verlies van biodiversiteit in het stedelijk gebied een halt toe te roepen. In 2020 en 2021 werd op elf locaties bij elf minibossen binnen en buiten het bos de bodemtemperatuur gemeten. Het verschil bleek vooral in de zomerperiode groot te zijn, op extreem hete dagen tot meer dan 20 graden.

In de versteende stad zorgt naast hitte ook de steeds extremere neerslag voor problemen. Het water kan tijdens hevige buien niet worden afgevoerd en door alle verharding ook niet worden opgeslagen in de bodem. De elf onderzochte minibossen waren tussen het moment van aanleg en eind december 2021 samen goed voor de opvang van ruim acht miljoen liter water. Daarnaast zijn de minibossen belangrijk voor de biodiversiteit: in totaal werden in de onderzochte tiny forests 1167 soorten planten en dieren waargenomen, exclusief de aangeplante bomen en struiken.

Nederland telt tot nu toe zo’n 170 tiny forests in de openbare ruimte en negentig op privéterrein.

Bron: Marten Muskee, https://www.vngnieuws.nl/

Mediterranisering van Nederlandse flora

De zomers worden warmer en droger. Langere perioden met hittegolven en droogte worden het nieuwe normaal. Als gevolg van de vele weersextremen van de afgelopen jaren zien we een mediterranisering van onze flora. Er zijn winnaars zoals spectaculaire orchideeën en de grote klaproos, maar ook verliezers zoals de zeldzame wolfsklauwen en de algemene beuk. Floron vertelt over winnaars en verliezers.

Zomers met tropisch hete dagen, warme plaknachten en wekenlang geen regen, al dan niet afgewisseld met extreem veel neerslag in korte tijd. Je kunt er maar beter aan wennen, want volgens klimaatwetenschappers is de kans groot dat we hier steeds vaker mee te maken krijgen. We krijgen meer en meer een mediterraan klimaat en dit leidt onder andere tot gele bermen, dijken en grasvelden, opgedroogde watergangen en poelen en bomen die in augustus hun blad al verliezen. Dit vraagt om aanpassingen van onze Nederlandse flora; dit kan leiden tot gaten in de begroeiing, met planten die zich wel kunnen wapenen tegen hitte en grote variatie in neerslag als overwinnaars. Ecologen en andere professionals in het natuurbeheer en -beleid zijn zoekende hoe met de gevolgen van droogte om te gaan.

Winnaars in mediterraan Nederland

De één z’n dood, is de ander z’n brood. Daar waar het gras in bermen en graslanden uitdroogt en afsterft, komt plek voor kruiden die beter bestand zijn tegen extremere omstandigheden. De meeste grassen hebben maar korte wortels en leggen het loodje als zij te lang geen water krijgen. Vooral éénjarige kruiden profiteerden van de afgenomen grasbedekking, denk hierbij aan soorten als Paarse dovenetelGrote klaproos en Zachte en Kleine Ooievaarsbek. Ook tweejarige soorten zoals Gewoon jakobskruiskruidPeen en Rode klaver profiteren van de vrijgekomen plekken. Ten opzichte van overblijvende soorten hebben één- en tweejarige soorten het voordeel dat zij gemiddeld twintig dagen eerder bloeien dan overblijvende planten. Dat betekent dat zij hun kwetsbare bloeitijd al hebben gehad, en vaak al zaad hebben gezet, voordat de ergste hitte en droogte hun tol beginnen te eisen. Jakobskruiskruid en Peen hebben daarnaast het voordeel van een lange penwortel waarmee ze langer toegang hebben tot water uit de grond. Ook zogenaamde C4-planten doen het opvallend goed in Nederland.

Willen planten overleven in mediterraan Nederland, dan zijn zij gebaat bij aanpassingen welke we ook veel zien bij planten die rondom de Middellandse Zee groeien. Denk hierbij aan beharing op de plant, of bladen met een vet bladoppervlak. Hierdoor kunnen planten zuiniger met water omgaan. Daarnaast gaat het om planten die een zomerrust aanhouden; ze doorstaan de droogte en warmte als zaad, bol of wortelstok.

In Nederland vinden steeds meer van oorsprong zuidelijke plantensoorten een plekje in de stad en de natuur. Dit zijn niet alleen bescheiden ogende planten zoals Kransmuur en Klein fakkelgras, maar ook meer spectaculaire orchideeën als Bijenorchis en Bokkenorchis.

Wij reislustige Nederlanders zijn goed in het per ongeluk helpen verspreiden van zuidelijke soorten. Na onze vakantie blijven ongemerkt allerlei zaden aan onze tent, caravan, auto en kleding hangen. Gaan we in Nederland naar een volgende camping (pdf; 0,1 MB), of worden de automatten bij de voordeur uitgeklopt, dan vinden die zaden een goede Hollandse bodem en een steeds geschikter klimaat. Soorten als Vroeg beemdgras en Naaldzaadbloem worden op steeds meer campings aangetroffen.

En de verliezers?

Planten van vochtige en natte bodems en sloten, beken en rivieren hebben veelal sterk te lijden onder langdurige droogte, zeker als dat gepaard gaat met een sterke daling van het (grond)waterpeil. Tot op zekere hoogte kunnen zij doorschuiven langs de verschillende gradiënten (van hoog en droog naar laag en vochtig tot nat). Maar ook hier zitten grenzen aan, zeker als een watergang op een gegeven moment echt helemaal droog staat.

Zelfs op van nature drogere plaatsen zijn effecten te constateren. Naast grassen kwijnen ook veel andere bloemrijke kruiden weg die niet gebouwd zijn op langdurige hitte en droogte. Zij produceren minder nectar en leggen het uiteindelijk af. Dit heeft weer gevolgen voor allerlei insectensoorten, die minder nectar tot hun beschikking hebben en hierdoor mogelijk ook verzwakken of sterven. Dit is zeker het geval in bermen en graslanden waar de meer warmte- en droogteproof planten hun plek nog niet hebben gevonden.

Ook in droog bos en hei zijn effecten waarneembaar, bijvoorbeeld Beuk en Struikhei hebben het zichtbaar moeilijk. Door heel Nederland laten Beuken met te veel droogtestress hun bladeren vallen en ook veel heidegebieden zien er weinig florisant uit. Na de droge jaren van 2018, 2019, 2020 en 2022 zijn er tussen de bloeiende Struikhei steeds meer bruine en afgestorven struikjes te zien.  

De aanhoudende zomerdroogte van 2018 bleek desastreus voor Stekende wolfsklauw en andere wolfsklauwen. In 2019 gingen Drentse en Gelderse floristen de bekende groeiplaatsen in hun provincies langs. Over de dramatische resultaten van deze inventarisaties schreven zij een natuurbericht en artikel in het tijdschrift PLANTEN (pdf; 0,4 MB). Bekijk ook de uitzending van de NOS van 8 augustus 2022 over de gevolgen van de droogte voor de natuur.

Wat kunnen we verwachten?

De mediterranisering van Nederland zal verder doorzetten. Langere perioden van hitte en droogte leiden tot meer open bodems in de zomer en maken ruimte voor mediterrane soorten. De gaten die met het eventueel verdwijnen van planten uit ecosystemen vallen, kunnen effecten hebben op andere afhankelijke soorten (bijvoorbeeld dieren en paddenstoelen). Er wordt al veel discussie gevoerd of we deze gaten actief moeten opvullen met bijvoorbeeld planten uit zuidelijker regionen, of dat we de natuur zijn beloop moeten laten hebben.

Tekst: Leonie Tijsma & Baudewijn Odé, FLORON
Foto header: bijenorchis door Dirk-Jan Saaltink

Omhoog met het veen

Door het lage grondwaterpeil zakt de bodem in onze veengebieden soms meer dan een centimeter per jaar. Dit vormt een bedreiging voor kwetsbare planten en dieren en leidt tot een hogere CO2-uitstoot. Daarom start het Zuid-Hollands Landschap met het project ‘Omhoog met het veen’.

De collega’s van Landschap Noord-Holland lieten eerder onderstaande video maken, waarin een vergelijkbaar project helder wordt uitgelegd. Het bekijken waard!

Play

De grond veert in de Veerstalblokboezem. Zoals veenbodems dat van nature doen. Maarten Breedveld, regiohoofd Veenweiden van het Zuid-Hollands Landschap, gaat er maar wat graag voor door de knieën. “Dan zie je pas goed hoe fotogeniek de kleine plantjes zijn die hier groeien: verschillende soorten veenmosvleesetende ronde zonnedauwkleine veenbes: je vindt het hier nog allemaal.” Het veenmosrietland van de Veerstalblokboezem vormt een uniek stukje in de Krimpenerwaard. De meeste veengebieden zijn namelijk polder voor polder – of zoals ze dat in de Krimpenerwaard zeggen: blok voor blok – ontgonnen, zodat erop geboerd kon worden. Daarvoor moest, en moet nog steeds, veel water worden afgevoerd, want veengebieden zijn van zichzelf drassig.

Maarten plukt in de Veerstalblokboezem veenmos uit de natte bodem: van boven groen, van onder geelbruin. Zoals dat hoort met veenmos. “Het groeit steeds verder op de eigen plantenresten. Die verteren onder water niet. Zo vormen ze een steeds dikkere laag. Maar als je veen ontwatert, komen de plantenresten in contact met zuurstof en gaan ze verteren. Daardoor daalt de bodem. Op die manier is de bodem in de Krimpenerwaard in een paar eeuwen tijd al een paar meter gedaald.”

Veenmos, foto: Diny Buisman

Kamsalamander

Bodemdaling is met de stijgende zeespiegel een steeds groter probleem. Maar het ontwateren van de veengebieden heeft nog meer consequenties. Verdroogd veen stoot namelijk veel broeikasgassen uit, waaronder CO2. In Nederland jaarlijks net zoveel als twee miljoen auto’s. “Bovendien is verdroogd veen brokkerig en hard. Kijk naar die weilanden hier voor ons: daar groeit nu alleen gras. Terwijl in een vochtig veengebiedje als de Veerstalblokboezem honderden planten en mossen groeien en je dieren tegenkomt als kamsalamander en watersnip. Er is veel meer biodiversiteit. ”

Vandaar dat het Zuid-Hollands Landschap in september begint met het project ‘Omhoog met het veen!’ “Op een halve hectare in de Berkenwoudse Driehoek verwijderen we de voedselrijke toplaag en onderzoeken we welke omstandigheden optimaal zijn voor het goed laten groeien van veenmossen in de Krimpenerwaard.”

Wonderplantje

“Veenmos kan heel hard groeien en veel koolstof en water vasthouden. We kunnen de plantjes hier in de Veerstalblokboezem maaien en de oogst over het perceeltje in de Berkenwoudse Driehoek uitstrooien. Daar kunnen dan nieuwe veenmossen uit groeien. Mits de omstandigheden precies goed zijn: niet te nat, niet te droog én het water mag niet te hard zijn. Een hele puzzel.”

Hij trekt een klein berkenboompje tussen het veenmos vandaan. “En in de tussentijd blijven we hier in de Veerstalblokboezem de bomen tussen het veenmos weghalen. Op die manier blijft de ‘voorraadschuur’ van veenmosplantjes op orde en kunnen we in 2023 en 2024 ook in andere gebieden, zoals in Polder Berkenwoude en Polder Oudeland, nieuw veen laten groeien.”

In het Ilperveld bij Amsterdam zorgde een vergelijkbaar project inderdaad voor de terugkeer van veenmos en niet alleen dat: de almaar doorgroeiende veenmosplantjes zorgden er in vier jaar tijd voor dat de bodem zo’n 7 centimeter hoger kwam te liggen. Waar het veenmos aansloeg, kwamen er bovendien nauwelijks broeikasgassen vrij.

Bron: nieuwsbrief van het Zuid-Hollands Landschap van 20 augustus 2022

Red de vogels, red het veen

Nederland bestond vroeger voor een groot deel uit dikke veenpakketten. Daar is nog maar weinig van over. En wát er over is, ligt vaak droog. Met bodemdaling, droogte en de uitstoot van broeikasgassen tot gevolg. Het roer kan om, vinden 8 natuurorganisaties, waaronder Vogelbescherming Nederland. En dat is ook hard nodig voor bijvoorbeeld de grutto of het porseleinhoen. En natuurlijk voor de mens.

Veen: probleem én oplossing

Veengebieden staan nog steeds zwaar onder druk. De kunstmatig lage grondwaterstanden in de veenpolders zorgen ervoor dat de bodem letterlijk daalt. Nederland zakt dieper en dieper weg. Natuurgebieden op veengrond die wél nat worden gehouden, komen daardoor als een soort hoogwatereilanden in het landschap te liggen. Door dit hoogteverschil lopen de hoogwatereilanden leeg. Ook leidt het tot verzilting en kwetsbaarheid voor overstromingen. Het verdrogen van veengebieden zorgt dus voor veel problemen. Omgekeerd is vernatting de sleutel tot vele oplossingen.

Veen kan bijvoorbeeld een grote bijdrage leveren aan het tegengaan van klimaatverandering, omdat het veel koolstof op kan slaan. Tegelijkertijd is het een natuurlijke spons die ons helpt bij onze waterhuishouding. Dat lukt alleen door vernatting van veengronden en het stimuleren van een meer natuurlijk gebruik.

Klimaatbestendige veengebieden

Om herstel van veengebieden mogelijk te maken, heeft de Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers (waar Vogelbescherming onderdeel van is) de visie ‘Klimaatbestendige veengebieden’ opgesteld. Het doel? Een koers naar een duurzame en klimaatbestendige leefomgeving.

Herstel van veengebied is niet alleen van belang voor de mens maar ook voor vogels. Met name een soort als de grutto heeft het zwaar. Onze nationale vogel houdt van vochtige, kruidenrijke graslanden met een goed bodemleven en volop insecten aan de oppervlakte. Die zijn samen met het veengebied verloren gegaan.

Maar door het waterpeil weer te verhogen en het maaibeheer aan te passen, zullen Engels raaigras en ruw beemdgras langzaam weer plaatsmaken voor pinksterbloem, veldzuring en scherpe boterbloem. Meer bloemen betekent meer insecten, en meer insecten betekent meer voedsel voor de gruttokuikens.

Moeras

De Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers heeft in de visie scenario’s uitgewerkt waar we in de veenlandschappen mee aan de slag kunnen. Op sommige plekken kan het veen zelfs verder doorontwikkelen tot moeras. Jonge moerassen met biezen en zeggen zijn bij uitstek geschikt leefgebied voor watersnip porseleinhoen en kleinst waterhoen – soorten die het niet makkelijk hebben in Nederland. In rietmoerassen voelen soorten als roerdompbaardmanwaterralsnor en bruine kiekendief zich thuis.

Stikstofcrisis

Veenvernatting geeft niet alleen lokale natuurwinst. Ook de hoogwatereilanden profiteren ervan. Door de diepe polders natter te maken, lopen de hoogwatereilanden minder snel leeg. Een van die hoogwatereilanden is het Fochteloërveen – een van de best bewaarde hoogvenen van Nederland en een van de zeldzame plaatsen in Nederland waar de kraanvogel broedt.

In het licht van de stikstofcrisis moeten provincies per gebied bekijken hoe zij de lokale natuur kunnen herstellen. Daar zijn zorgvuldige maar ook heldere afwegingen voor nodig. De visie op klimaatbestendige veenlandschappen helpt daarbij. Met deze visie delen de natuurorganisaties kennis en expertise om bij te dragen aan dit zorgvuldige, regionale keuzeproces met oog voor boeren, bewoners én natuur.

Bron; https://www.klimaatbuffers.nl/nieuws/103/red-de-vogels-red-het-veen

Foto header; jonge gruto’s door Adri de Groot, vogeldagboek.nl

Bericht van de overheid over Mooi Nederland en NOVEX

De programma’s Mooi Nederland en NOVEX regelen de aanscherping en versnelling van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het streven is de aangescherpte NOVI in 2024 vast te stellen als nationaal ruimtelijk beleid.  

Minister De Jonge legt in oktober 2022 in een startpakket aan elke provincie de ruimtelijke opgaven voor. De 12 provincies wordt gevraagd de nationale opgaven en doelen ruimtelijk te vertalen, in te passen en te combineren met decentrale opgaven. Dan is duidelijk welke ruimtelijke keuzes nodig zijn en waar ruimtelijke opgaven realiseerbaar zijn. In oktober 2023 komen Rijk en provincie in samenspraak tot een ruimtelijk arrangement per provincie.
Naast ruimtelijke regie per provincie wordt in de 16 zogeheten NOVEX-gebieden – waaronder Schiphol en Het Groene Hart- ook ingezet op gebiedsgerichte regie.