De exotische halsbandparkiet heeft felle tegenstanders

Ze kraken de nesten van inheemse, Nederlandse vogels

Wie wel eens in de stadsparken van Amsterdam, Den Haag of Utrecht rondloopt, kent ze ongetwijfeld: de groene parkieten die er dartelend rondvliegen. In tien jaar tijd verdubbelde hun aantal tot minstens 21.000. Maar tegenstanders willen de ‘invasieve exoot’ het liefst dood hebben.

Aan de rand van het centrum van Utrecht overspant de pittoreske Weerdbrug de eeuwenoude Stadsbuitengracht. De brug is omringd door bomen. En sinds een paar jaar ook door krijsende groene vogels. Elke dag, wanneer de schemering invalt, komt in de bomen rondom de brug een klein leger halsbandparkieten samen, om hier samen de nacht door te brengen. Zes jaar geleden nestelden in Utrecht slechts tweehonderd van deze exotische vogels. Nu zijn dat er meer dan duizend, blijkt uit de nieuwe telling van Sovon Vogelonderzoek Nederland. Overdag zoeken de van oorsprong Indiase vogels in de stad en omgeving naar voedsel. Rond schemertijd kijken ze vanuit dit fort over hun nieuw verworven rijk uit.

De halsbandparkiet is in opmars in Nederlandse steden. Telde ons land tien jaar geleden nog zo’n tienduizend van deze exotische vogels, nu is dat verdubbeld tot minstens 21 duizend. In Utrecht verviervoudigde het aantal zelfs. Voor velen zijn de groene vogels een vrolijk gezicht tijdens de lockdownwandeling door het stadspark. “Dan hebben we tenminste nog een beetje natuur”, zei vogelteller Albert de Jong vorige week tegen RTV Utrecht.

Maar wat veel casual vogelfans niet weten, is dat de groene halsbandparkiet ook felle tegenstanders kent. Zoals Wilfred Reinhold, voorzitter van het Platform Stop Invasieve Exoten. Om die bomen in Utrecht zouden we “het best een net kunnen gooien”, vindt hij, “om de vogels te oogsten.” Lees: doden. Reinhold zegt dat de dieren “de nesten kraken van inheemse, Nederlandse vogels.” Daarnaast zou het gekrijs inwoners tot verhuizen drijven. “En fruittelers leiden schade omdat de parkieten van elke vrucht een hapje nemen.”

Lees hier meer in het artikel van Maarten Van Gestel in Trouw.